Ik droomde, dat ik langzaam leefde

wandelaar op heideDit is de beginregel van het gedicht ‘Tijd’ van M. Vasalis. Voor mij is het een passende beschrijving van het huidige coronatijdperk. Bijna alles is anders, het lijkt soms of de tijd zelf soms langzamer dan weer sneller verloopt, in ieder geval anders dan anders. Alles overheersend lijkt de onzekerheid, ‘komt het virus weer terug?’, ‘komen we er ooit weer vanaf?’, ‘wordt het ooit weer zoals vroeger?’ Het lijkt alsof het virus alles bepaalt. Maria Vasalis eindigt het gedicht met de regel: ‘Hoe moet ik het weer ooit vergeten?’ Ze schreef het gedicht in 1940, een tijd waarin de hele wereld in brand stond en er geen licht aan het einde van de tunnel leek. Vasalis was een gedreven psychiater die zich met hart en ziel inzette voor de geestelijke gezondheid van haar patiënten. In het gedicht lijkt ze zich af te vragen hoe je ervoor kunt zorgen dat één ervaring, één beeld (‘ik droomde, dat ik langzaam leefde’) niet alles overheersend wordt en je leven overneemt (‘Hoe moet ik het weer ooit vergeten?’). Zij geeft er geen direct antwoord op; misschien spreekt ze daarin ook als psychiater. Een goede psychiater beantwoordt geen vragen voor je, maar helpt je de vraag te stellen en wijst een weg naar hoe je een antwoord kunt vinden.

Als mensen krijgen wij een antwoord op deze vraag van God. ‘Ik ben altijd bij je!’. Zijn liefde laat ons nooit in de steek, wat er ook gebeurd, Hij is ons nabij, ook als wij dat soms niet merken. Ook in deze onzekere coronatijd mogen we daarop vertrouwen. Vasalis stelt ons de vraag: ‘hoe moet ik het weer ooit vergeten?’. Ik lees daarin een oproep om mijn denken en doen niet volkomen door het virus te laten bepalen en overheersen. Natuurlijk kan ik het virus niet ‘wegdenken’; doen alsof het er niet is. Maar ik kan wel er ‘omheen’ kijken, kijken naar het goeds wat het virus ook teweegbrengt:

Mensen die meer naar elkaar omkijken.

Arrie van der Vliet