Ken je mij – naar psalm 139

Het lied “Ken je mij” werd geschreven door Huub Oosterhuis. Het is een verwijzing naar de woorden van psalm 139 (“Heer U kent mij, U doorgrondt mij”). Hieronder vindt U een uitvoering van zijn dochter, Trijntje Oosterhuis tijdens een uitzending van Pauw en Witteman. Daaronder vindt U de tekst van het lied, samen met die van psalm 139.

Op dit blog staat de ook de liedtekst, samen met kommentaar van mensen die hun mening geven over het lied. Bijzonder om te lezen hoe mensen geraakt worden door de tekst, zonder te beseffen waar de tekst eigenlijk vandaan komt.

{youtube}0iowndW2Eo8{/youtube}

Trijntje Oosterhuis: Ken je mij

Ref:
Ken je mij? Wie ken je dan?
Weet jij mij beter dan ik?
Ken je mij? Wie ben ik dan?
Weet jij mij beter dan ik?

Ogen die door de zon heen kijken
Zoekend naar de plek waar ik woon
Ben jij beeldspraak voor iemand
die aardig is, of onmetelijk ver,
die niet staat en niet valt
en niet voelt als ik,
niet koud en hooghartig

Ref

Hier is de plek waar ik woon
Een stoel op het water,
Een raam waarlangs het opklarend weer
Of het vallende duister voorbij vaart
Heb je geroepen? Hier ben ik

Ref

Ik zou een woord willen spreken
Dat waar en van mij is
Dat draagt wie ik ben,
dat het houdt,
Ik zou een woord willen spreken
Dat rechtop staat als mens die mij aankijkt en zegt
Ik ben jouw zuiverste zelf,
Vrees niet, versta mij, ik ben, ik ben

Ref

Ben jij de enige voor wiens ogen
Niet is verborgen van mijn naaktheid
Kan jij het hebben,
Als niemand anders,
Dat ik geen licht geef, niet warm ben,
Dat ik niet mooi ben, niet veel
Dat geen bron ontspringt
in mijn diepte
Dat ik alleen dit gezicht heb,
geen ander.
Ben ik door jou, zonder schaamte,
gezien, genomen,
door niemand minder?
Zou dat niet veel teveel waar zijn?
Zou dat niet veel teveel waar zijn?

Ref

Psalm 139

1 Voor de koorleider. Van David, een psalm.
HEER, u kent mij, u doorgrondt mij,
2 u weet het als ik zit of sta,
u doorziet van verre mijn gedachten.
3 Ga ik op weg of rust ik uit, u merkt het op,
met al mijn wegen bent u vertrouwd.
 

4 Geen woord ligt op mijn tong,
of u, HEER, kent het ten volle.
5 U omsluit mij, van achter en van voren,
u legt uw hand op mij.
6 Wonderlijk zoals u mij kent,
het gaat mijn begrip te boven.
 

7 Hoe zou ik aan uw aandacht ontsnappen,
hoe aan uw blikken ontkomen?
8 Klom ik op naar de hemel – u tref ik daar aan,
lag ik neer in het dodenrijk – u bent daar.
 

9 Al verhief ik mij op de vleugels van de dageraad,
al ging ik wonen voorbij de verste zee,
10 ook daar zou uw hand mij leiden,
zou uw rechterhand mij vasthouden.
 

11 Al zei ik: ‘Laat het duister mij opslokken,
het licht om mij heen veranderen in nacht,’
12 ook dan zou het duister voor u niet donker zijn –
de nacht zou oplichten als de dag,
het duister helder zijn als het licht.
 

13 U was het die mijn nieren vormde,
die mij weefde in de buik van mijn moeder.
14 Ik loof u voor het ontzaglijke wonder van mijn bestaan,
wonderbaarlijk is wat u gemaakt hebt.
Ik weet het, tot in het diepst van mijn ziel.
 

15 Toen ik in het verborgene gemaakt werd,
kunstig geweven in de schoot van de aarde,
was mijn wezen voor u geen geheim.
16 Uw ogen zagen mijn vormeloos begin,
alles werd in uw boekrol opgetekend,
aan de dagen van mijn bestaan ontbrak er niet één.
 

17 Hoe rijk zijn uw gedachten, God,
hoe eindeloos in aantal,
18 ontelbaar veel, meer dan er zandkorrels zijn.
Ontwaak ik, dan nog ben ik bij u.
 

19 God, breng de zondaars om,
– weg uit mijn ogen, jullie die bloed vergieten –
20 ze spreken kwaadaardig over u,
uw vijanden misbruiken uw naam.
 

21 Zou ik niet haten wie u haten, HEER,
niet verachten wie tegen u opstaan?
22 Ik haat hen, zo fel als ik haten kan,
ze zijn mijn vijand geworden.
 

23 Doorgrond mij, God, en ken mijn hart,
peil mij, weet wat mij kwelt,
24 zie of ik geen verkeerde weg ga,
en leid mij over de weg die eeuwig is.

De Nieuwe Bijbelvertaling
© 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap